Na school ga ik altijd zo snel mogelijk naar huis. Ik doe echt mijn best.
Ik draai mijn gezicht naar haar toe. Ze snurkt een beetje.
Even word ik kwaad, dat zij daar zo rustig ligt te slapen en dat ik wakker ben.
Pa vloekt en lalt.
De vloer kraakt. Er valt iets met een klap op de grond, een stoel of zo. Ik hou mijn adem in.
De kamerdeur piept. Straks komt hij de slaapkamer binnen …
Hij had zo raar gekeken naar het mes, zei mam.
De wekker tikt steeds luider. Mijn hart bonkt. De kerkklok slaat. Ik tel twaalf slagen.
Wanneer gaat hij toch slapen, het is al zo laat. Ik moet wakker blijven.
Mijn nagels druk ik in mijn handpalmen.
Gestommel op de overloop. Hij komt dichterbij. Ik sper mijn ogen open, moet plassen.
Staat hij nu voor de deur van onze slaapkamer?
Ik betrapte hem toen hij mama sloeg. Ik schreeuwde dat hij dat nooit weer moest flikken. Mijn stem sloeg over, ik schrok ervan.
Misschien is hij nu wel heel boos op mij.
Het blijft zo stil …