"Ik heet Mariëlle. Hoe vaak moet ik je dat nog zeggen."
"Mariëlle..le..le..le." Het klinkt bijna obsceen.
"Doe even normaal, joh."
"Oeiiiii, ze is boos. Ma belle Mariëlle is boos."
"Grow up, jongen. Word eens volwassen betekent dat. Ik vertaal het maar even voor je, want je zat altijd te slapen onder Engelse les, dus daar zul je wel niet al te veel hebben opgestoken.
En het is ma bella en niet ma belle."
"Haha, kan best zijn maar ik zat wel vaak achter de computer. Gamen. Oftewel spelletjes spelen. Ik zal het maar even voor je vertalen, want spelen is niet echt jouw ding, hè. 'k Heb trouwens precies genoeg Engels opgepikt."
"Volgens mij zit je nog steeds te 'gamen', zoals jij dat noemt. Je ziet er trouwens niet uit in die blauwe overall vol gaten en verfspatten."
"Yeah. Zo is het. By the way, er moet toch iemand op deze wereld het vuile werk doen. En ik zie jou dat zo één, twee, drie nog niet doen."
Een bulderende lach dendert bij haar rechteroor naar binnen. Luid. Te luid. Te dichtbij.
"Jij, in dat mantelpakje. Veel te bang om een ladder in je kous te krijgen. En dat is een heel andere ladder dan de mijne, hahahaha."
"Ha-ha-ha, wat zijn we origineel."
"Op school was je een stuk leuker, meissie. In de fietsenstalling. In het tussenuur. Weet je nog?" Hij maakt een smakkend geluid.
Ze trekt haar linkerwenkbrauw op en kijkt van hem weg, in een poging afstand van hem te nemen.
"Ik zou niet weten wat je bedoelt."
"Te laahaat. Mariëlle heeft rode wangetjes. Ze liegt. Ze weet het wel, maar ze wil het niet meer weten. Mijn mooie Mariëlle. Nou. Ik ga. Doeiii."
"Dag." Zacht. Te zacht. Te ver weg.
Hij zal wel denken dat ze zich te goed voor hem voelt. Hij kent zijn eigen brandmerk niet.
Opdracht: schrijf een dialoog waarin je twee verschillende personages herkent zonder ze expliciet te beschrijven.