Zijn gezicht is stuk geschoten, dat hoorde ik later. Wie durft zo'n boodschap aan een moeder te vertellen?
Nooit meer z'n gezicht kunnen zien, nooit meer in zijn ogen kijkend weten wat er schort, zijn haren strelen. Nooit - meer.
Ze brachten me zijn bruine jasje, met ook daarin kogelgaten. Het jak is besmeurd met bloed, zijn bloed, mijn bloed.
Ik mis hem, mijn oudste, mijn jongen. Ik mis hem als ik rode bessen pluk en appels. Ik mis hem in de moestuin, in mijn bloementuin, in huis. Ik loop voortdurend rond met vragen, als: "Wêr bisto, berntsje?" en "Wêrom?" en "Wiesto bang?"
Ik proef nog elke dag de bittere smaak van de moord op 'myn jonkje'. Was hij die dag maar nooit naar de kapper gegaan. Ze hebben hem willekeurig uit de kapsalon gehaald, de auto in gedreven en daarna is hij doodgeschoten door een dronken SD'er, een Nederlander.´s Morgens om half twaalf. Simpelweg omdat die smerige verrader het kon en de macht had ermee weg te komen.
Ieder jaar, tijdens de grote voorjaarsschoonmaak, kom ik zijn jasje tegen in de kast. Dan voel ik de stof weer in mijn handen, begraaf ik mijn gezicht erin, vindt mijn geheugen zijn geur terug, ben ik bang dat ik die op een dag niet meer herken.
Ze zeggen dat ik na dat vreselijke bericht de fiets heb gepakt en schreeuwend het dorp ben doorgetrapt, naar de plek waar ze hem...
Het heeft een poos geduurd voordat ik het besefte: oorlog is niet landgebonden, oorlog is persoonsgebonden.
Heb ik al gezegd dat mensen van het verzet, direct na zijn overlijden, de persoonsbewijzen van één van hen - hij werd gezocht door de SD'ers - in de zak van zijn overjas hebben gestopt?
Alsof hij niet voor niets gestorven is.
Waarom ik jou dit allemaal vertel? Ik wil graag dat je na mijn dood zijn jasje bewaart.
Opdat wij niet vergeten.
I.M. Wolter Huisman, geboren 20 juni 1915, overleden 29 december 1944.