'Pas maar op voor de bosmonsters,' zei Carmen tegen haar buurjongen, vlak voordat de spokentocht van zijn school begon.
Yusuf hield een denkbeeldige mitrailleur vast. 'Ik schiet ze allemaal dood: pang, pang.' Hij maaide in het rond. Ze wreef over zijn stekelige haar. Hij weerde haar af. Arm oorlogskind. Na afloop van de tocht grabbelden de kinderen naar snoep in een uitgeholde pompoen. 'Au!' riep het ene kind na het andere. Ze staken een bebloede hand omhoog. Het snoep was vermengd met glasscherven. Iedereen keek naar Yusuf, behalve Carmen. Zij zag de ontblootte witte tandjes van Yusuf's klasgenoot Saïd. (99 woorden verhaal) De aarde draaide sneller en sneller. De zwaartekracht nam af.
Jade had het gevoel dat ze zweefde. Ze rende en rende maar het was alsof ze in de sportschool op een loopband liep. Bijna buiten adem was ze toen de rem er op ging. Ze vloog van de wereld, zo de ruimte in. Gelanceerd als een raket. De zwaartekracht van de aarde nam weer toe en net zo snel als ze de lucht was ingeschoten, werd ze naar de aarde teruggezogen. Ze sloot haar ogen en verwachtte met een klap op de grond terecht te komen, een klap die vermoedelijk alle lucht uit haar longen zou persen en die haar noodlottig zou worden. Toen dat niet gebeurde, en ze tenslotte met haar gezicht naar beneden stilhing, opende ze haar ogen. Op zo'n tien centimeter boven het aardoppervlak, schommelde ze zachtjes heen en weer. Ze ontspande en keek om zich heen. Een paar meter bij haar vandaan stond het huis van de buren. Vreemd, ze waren een paar dagen weg, toch was het hek van de oprit open. Op haar rug plofte iets weeks. Scherpe nagels drongen dwars door haar t-shirt in haar vel. Vier pootjes haakten zich vast in haar lichaam. Hete adem blies in haar nek. Het gewicht op haar rug verplaatste zich naar haar hoofd. Een pootje haalde scherp uit naar haar oor, naar haar oog, neus en mond. Bloed drupte op de grond. Ze probeerde met haar handen grip op de aarde te krijgen en zich om te draaien. Het lukte niet. Maaiend met haar armen trachtte ze zich te bevrijden van het beest bovenop haar. Pootjes zetten zich af op haar hoofd en het gewicht verdween. De zwaartekracht keerde geheel terug, languit viel ze op de grond. Gelukkig, dacht ze, op haar ellebogen steunend, dat hebben we weer gehad. De opluchting was van korte duur. Recht voor haar stond de witte kat van de buren met een hoge rug, klaar voor een frontale aanval. De groene ogen schitterden, de tanden blikkerden. Vier poten hechtten zich na de sprong aan haar gezicht, krakend verdween haar neus in de kattenbek. Tegen mijn vriendinnetjes zeg ik dat ik geen zin heb om mee te gaan, naar de disco of naar een feestje. Ik mis het wel. Soms. Maar oom Jan zei dat ik goed op haar moet passen.
Na school ga ik altijd zo snel mogelijk naar huis. Ik doe echt mijn best. Ik draai mijn gezicht naar haar toe. Ze snurkt een beetje. Even word ik kwaad, dat zij daar zo rustig ligt te slapen en dat ik wakker ben. Pa vloekt en lalt. De vloer kraakt. Er valt iets met een klap op de grond, een stoel of zo. Ik hou mijn adem in. De kamerdeur piept. Straks komt hij de slaapkamer binnen … Hij had zo raar gekeken naar het mes, zei mam. De wekker tikt steeds luider. Mijn hart bonkt. De kerkklok slaat. Ik tel twaalf slagen. Wanneer gaat hij toch slapen, het is al zo laat. Ik moet wakker blijven. Mijn nagels druk ik in mijn handpalmen. Gestommel op de overloop. Hij komt dichterbij. Ik sper mijn ogen open, moet plassen. Staat hij nu voor de deur van onze slaapkamer? Ik betrapte hem toen hij mama sloeg. Ik schreeuwde dat hij dat nooit weer moest flikken. Mijn stem sloeg over, ik schrok ervan. Misschien is hij nu wel heel boos op mij. Het blijft zo stil … Op de zolder vond Janneke een schoolschrift. Met inkt stond op de kaft geschreven:
Dit schrift is van Liesje de Wit, 8 jaar. Ze bladerde er doorheen en zag tekeningen van paddenstoelen en blaadjes. Mam was toen dus al een natuurliefhebber, 'een natuurliefhebber in de dop,' zou ze zelf hebben gezegd. Uit het schrift viel een gedroogd blad, een kastanjeblad. Janneke raapte het op van de vloer, de steel van het blad - of wat daarvan over was - draaide ze rond tussen haar duim en wijsvinger. Er is niet veel van overgebleven mam. Alleen nog de nerven. Zoals er van jou ook niet zoveel is overgebleven, alleen nog de ─ Abrupt schoof ze het blad terug in het schrift. Op de volgende bladzijde zag ze de sporenafdruk van een paddenstoel. Mam had het haar later ook geleerd: de hoed van de paddenstoel eraf snijden en omkeren op een stuk papier. De geur van beschimmelde modder. Die geur rook ze ook bij het graf. Dat pap al die jaren dat schrift van mam had bewaard. Voor haar? Of omdat hij altijd van mam was blijven houden? Er was niemand aan wie ze die vraag kon stellen. Ze klemde het schrift onder haar arm en liep de trap af, de gang door. Het leek alsof vroeger alles zoveel eenvoudiger was. Alsof nu de verantwoordelijkheid voor de hele wereld op haar schouders lag. Ze opende de voordeur, keek over haar schouder achterom, knikte en sloot af. Dit verhaal is ook te lezen op Sweek.com: https://sweek.com/nl/read/10025/1102674648 Charlotje gaat met papa naar de stad, schoenen kopen. Winkelen met papa is leuk, ze mag altijd zelf uitkiezen wat ze wil hebben.
Luid zingend rijden ze de parkeergarage in; daar ruikt het lekker naar benzine. Papa vindt het stinken, zegt hij, en hij knijpt met zijn hand zijn neus dicht. Ze schuift haar handje in zijn andere hand en kijkt naar hem op. 'Gezellig, hè?' Papa knikt. In de schoenenwinkel kijkt Charlotje om zich heen. Ooh, wat staan er veel schoenen, en wat een boel kleuren: rood, blauw, oranje, wit, roze … Een mevrouw vraagt of ze hen ergens mee kan helpen. Papa wijst naar haar en zegt: 'Deze jongedame heeft nieuwe schoenen nodig.' 'Dan zal ik haar voeten even opmeten.' De winkelmevrouw pakt een plastic plankje met daarop cijfers en kleuren. 'Ga hier maar met één voet bovenop staan,' zegt ze. Charlotje zet haar rechtervoet op het plankje. Dat staat gek, het lijkt wel of ze een zwemvlies aan heeft. Dan moet ze haar andere voet op het plankje zetten. Nu weet mevrouw hoe groot haar voeten zijn. 'Weet je al welke schoenen je wilt kopen?' Charlotje wijst een paar roze veterschoenen aan, die wil ze graag hebben. Ze trekt ze aan, maar, hé, wat gebeurt er? Ze kan niet meer stil blijven staan, ze moet rennen. Ze holt de winkel uit. Het alarm gaat af maar ze kan niet stoppen. 'Hé,' zegt ze tegen de schoenen, 'wat doen jullie met mijn voeten?' 'Joehoe,' en 'Jippie,' roepen de schoenen, 'wij willen rennen. We zaten al heel lang vast in de schoenendoos.' 'Ja, maar … ik kan niet stoppen met hardlopen,' zegt Charlotje. 'Ha-ha-ha,' lachen de schoenen. 'Ik vind het helemaal niet grappig,' roept Charlotje boos. Maar de schoenen luisteren niet. Ze rennen steeds harder en harder; naar het park gaan ze, midden in de stad. Even staan ze stil en maken dan een sprongetje. Charlotje valt bijna ondersteboven. 'Toe, rare schoenen,' zegt ze, 'doe niet zo gek. Breng me terug naar de winkel.' De schoenen luisteren niet, ze springen en dansen, en rennen tussen de bomen door. Charlotje is buiten adem en struikelt. Ze valt op de grond, vlak naast een hondje met wit krullend haar. De krullenbol moppert: 'Hé, zeg! Kun je niet uitkijken?' 'Ik kan er niks aan doen,' zegt Charlotje, 'ik draag hele gekke schoenen, die willen telkens hardlopen.' De roze schoenen proberen Charlotje weer overeind te trekken. 'Help, help!' roept ze, 'ik wil niet meer rennen. Ik wil terug.' "Wacht maar,' zegt de krullenhond, 'ik help je wel.' Hij hapt naar de schoenen. De schoenen springen opzij en roepen: 'Mispoes, mispoes!' 'Grrr …' gromt de hond, 'ik zal jullie pakken.' De schoenen giechelen. 'Pak me dan, als je kan …' zingen ze. Charlotje is overeind gekrabbeld en wiebelt heen en weer, de schoenen trekken haar weer mee. De krullenhond neemt een grote sprong en bijt in de rechterschoen. Een oudere meneer komt aanrennen; zijn pet waait af en zijn jas fladdert om hem heen. 'Foei, Leo!' roept hij, 'je mag niet bijten!' Hij steekt zijn wandelstok in de lucht. Ze hollen allemaal door het park: Charlotje met de schoenen voorop, dan Leo, gevolgd door zijn baasje. 'Zeg tegen mijn baasje dat ik jou niet bijt,' blaft Leo. Hij rukt en trekt opnieuw aan de schoen. - Floep - De schoen valt in het gras. Charlotje staat stil, op haar sok. Leo hapt vlug naar de andere schoen. Die geeft zich gewonnen en valt ook in het gras. Charlotje is weer vrij. 'Meneer,' hijgt ze, 'uw hond heeft mij niet gebeten, hoor.' Ze vertelt hem het hele verhaal. Dat ze met papa naar de stad ging om schoenen te kopen en dat de nieuwe schoenen zo raar doen. 'Uw hond heeft mij juist geholpen,' zegt ze. De roze schoenen liggen stil in het gras. Charlotje raapt ze op. Ze bewegen echt helemaal niet meer. 'Ik zal je terugbrengen naar de winkel,' zegt Leo's baasje. Ze lopen terug naar de ingang van het park. Bij de winkel staat papa, hij kijkt ongerust. De hondenmeneer vertelt wat er gebeurd is. Charlotje geeft de schoenen terug aan de winkelmevrouw. 'Deze hoef ik niet,' zegt ze. Ze past een paar knalrode schoenen. Die zitten lekker en ze rennen niet zomaar met haar naar buiten. 'Deze wil ik hebben.' Papa betaalt en blij huppelt Charlotje de winkel uit, op haar nieuwe schoenen. 'Dag Leo, dag hondenmeneer, dag winkelmevrouw. ' Ze zwaait en loopt met papa mee naar de auto. Thuis laat ze de schoenen zien aan haar buurjongen, Peentje. 'Gaaf!' zegt hij, 'zullen we morgen hardlopen?' 'Goed,' lacht Charlotje. Hardlopen kan ze als de beste, ook zonder de roze schoenen Tevreden sluit Josje haar laptop af, klapt hem dicht, draait zich om en zet de ventilator uit.
Nu nog Kitty ophalen van de crèche en dan een lekkere duik nemen in het zwembad achter hun huis. Ze verlangt naar een heerlijk glas koude Sangria met vers fruit, proeft de smaak, alleen al bij de gedachte eraan. Zich uitrekkend overvalt haar een gevoel van onbehagen. Alsof ze iets is vergeten, iets belangrijks. Ze schudt haar hoofd, lacht om zichzelf. Heeft zij weer. Altijd het gevoel tekort te schieten, daar moet ze toch echt eens mee ophouden. Ze tilt haar haren op in haar nek, probeert op die manier nog iets af te koelen voordat ze haar kantoor verruilt voor de warmte buiten. Het leer van de bureaustoel plakt aan haar bovenbenen en maakt een zuigend geluid wanneer ze opstaat. Even voelt het alsof haar huid aan de stoel is vast blijven zitten. Ze strijkt haar rokje recht, verruilt haar hakschoenen voor platte instappers, pakt haar tas en slentert het gebouw uit. Opnieuw overvalt haar een onplezierig gevoel, haar nekharen gaan zelfs overeind staan, net als de haartjes op haar armen. Ze wrijft er overheen. Het is toch háár dag om Kitty naar de opvang te brengen en weer op te halen? Ruurd had een vergadering, zei hij vanochtend aan de ontbijttafel. Zij heeft Kitty aangekleed, het trommeltje gevuld, haar in de auto gezet, is naar kantoor gereden, heeft de auto geparkeerd. Ze vergeet iets, nee, ze ís iets vergeten. De crèche, ze is de crèche vergeten. Ze kijkt naar haar auto die in de volle zon staat. Alle ramen zijn dicht. Ze schreeuwt en rent met maaiende armen de parkeerplaats op. 'Kitty!' Er zat een slot op de deur van het detentiecentrum voor migranten.
Een van de gewapende mannen stak de sleutel in het slot en draaide hem om. De camera zoomde in op het hangslot. Achter de deur zaten de vrouwen en de kinderen die ze zojuist in de documentaire had gezien, opgesloten als beesten. Opgehokt, anno 2018. Ze kneep hard in de leuningen van haar stoel, de knokkels van haar handen werden wit. Ze had de blik herkend in de ogen van de vrouw die daarnet voor de camera haar verhaal had verteld. Onderweg had ze veel van dat soort blikken gezien, vastgelegd ook, met haar Nikon. De aftiteling van het programma verscheen in beeld, ze sprong op, griste haar telefoon van het bijzettafeltje en toetste het nummer in van de documentairemaker die ze beroepshalve kende. ’Ik zag je programma, Noa. We moeten iets doen voor deze mensen,’ zei ze tegen hem, ’ik ga gebruik maken van mijn naamsbekendheid en ik heb een plan. Help je me?’ Ze plaatste een oproep op internet: We gaan een reportage maken in Libië. Ga jij met ons mee? We hebben behoefte aan een tolk, mensen die zware spullen kunnen dragen, en vervoer ter plaatse - bij voorkeur een bus; onze apparatuur is zwaar en we nemen manshoge fotokisten mee. Ben je geïnteresseerd, stuur dan een mail naar [email protected]. Cineast Noa Strijker & Fotografe Chantal Kleybrink Ze kreeg veel reacties, ondanks dat ze naar een onveilig gebied zouden gaan waarvoor een sterk negatief reisadvies was uitgegeven. Chantal koos de toekomstige teamleden zorgvuldig uit, sterke mannen en een vrouw met het hart op de juiste plaats zonder sentimenteel te zijn. Noa nam hen mee op een proefreportage in Spanje. Zij nam ze mee naar een fotoshoot op Tenerife. Ze ontvouwde haar plan pas toen Noa en zij er allebei zeker van waren dat ze de mensen die ze om zich heen hadden verzameld, voor honderd procent konden vertrouwen. Het ministerie zorgde voor toestemming om het detentiecentrum te bezoeken. Ze haalden inentingen, kregen cholerastempels en op verzoek van de regering lieten ze voor de zekerheid hun gegevens achter bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Op de dag van vertrek monteerden ze stevige wielen onder de fotokisten. Ze testten de dubbele bodems uit en plakten de luchtgaten af. Onderweg waren ze stil, ernstig. Chantal voelde zich verantwoordelijk, ze twijfelde echter geen moment. Thuisblijven was geen optie. Opnieuw zag ze de beelden voor zich van de vrouwen en de kinderen die opgesloten zaten. Dag in, dag uit - in een warme, smerige ruimte, dicht opeen gepakt. En dan, zo stelde ze zich dat voor, werd er regelmatig een vrouw tussenuit gepikt, of misschien wel meerdere tegelijk. Smerige handen pakten haar vast, trokken haar de kleren uit, dwongen haar … of hen … tot Joost mag weten wat. Na afloop keerden ze dan terug in de groep, de ogen neergeslagen, de schouders gebogen. Ze hurkten, wiegden op de ballen van hun voeten. ’Chantal!’ Ze schrok op bij het horen van haar naam. ’We zijn er bijna. Sliep je?’ Ze schudde haar hoofd, slikte moeizaam, bevochtigde haar lippen met haar tong. ’Hier, neem een slok water,’ Noa hield haar een flesje spa voor, ’waar zat je helemaal met je gedachten?’ Met haar mond vol water schudde ze nogmaals haar hoofd, maakte een afwerend gebaar met haar hand. ’Zo te zien waren het geen leuke gedachten.’ ’Nee,’ zei ze en ze vroeg zich af waarom ze destijds niet had meegedaan aan #MeToo. Was het schaamte? Zelfs nu nog, na al die jaren? ’Ik moet even naar het toilet.’ Ze ontweek zijn bezorgde blik en stond op. Op het toilet keek ze in de spiegel, kneep kleur in haar wangen en stiftte haar lippen. Hij had haar over een heg gegooid, alsof ze een lappenpop was. Ze lag op haar rug in het gras, hij klom bovenop haar. Eerst had ze gefluisterd. Dat ze verliefd op hem was maar dat ze dit niet wilde. Ze had hem aan zijn haren getrokken toen hij niet naar haar luisterde, hij hield niet op maar trok haar ook aan haar krullen, hard, pijnlijk. Ze wilde onder hem vandaan rollen, maar hij was sterker, hield haar polsen stevig vast aan weerzijden van haar hoofd. Ze verhief haar stem, hij had het geluid gesmoord door zijn mond op de hare te persen en zijn tong bij haar naar binnen te dringen. Dat was het moment waarop ze bang werd, dat ze besefte dat hij sterker was dan zij, en dat hij door zou zetten met wat hij van plan was. Na afloop voelde ze alleen maar schaamte. Hij had zich van haar afgerold en was weggelopen. Ze had gehuild. De luchthaven van Tripoli trilde in de zinderende hitte. Toch nog teveel kleren aangetrokken, dacht ze, toen ze binnen twee minuten nat was van zweet. Overal waar ze keek, stonden of liepen mannen met wapens. Even vroeg ze zich af waaraan ze begonnen was maar toen rechtte ze haar rug. ’Kom, jongens.’ Het busje stond op de afgesproken plaats. Ze laadden zwijgend hun spullen in. Vanaf nu werd het gevaarlijk. Zonder calamiteiten arriveerden ze bij het detentiecentrum. De tolk sprak de bewakers aan. In eerste instantie gebeurde er niets maar na het uitwisselen van een flinke som geld mochten ze naar binnen. Chantal vermeed het de mannen aan te kijken. Haar ademhaling versnelde toen ze hen voorbijliep. Ondanks de aanwezigheid van de hele crew voelde ze zich niet veilig tussen al die bewapende zwetende mannen. Het stonk er naar urine en uitwerpselen; ze hield een arm voor haar neus. De sleutel werd in het slot omgedraaid, de deur zwaaide open. Een ontelbare hoeveelheid ogen keek naar haar op, naar haar en naar de mensen die haar omringden, blanke mensen. Wat zou er in hen om gaan? Verwachtten ze nog iets van haar? Noa haalde zijn cameraspullen tevoorschijn, filmde eerst rustig het vertrek en richtte daarna de camera op haar. Ze vroeg de tolk om namens haar te spreken. Waarom bleven die bewakers zo dicht bij hen staan? Hoeveel waren het er wel niet? Was hun plan wel haalbaar? Had het geen verstrekkende gevolgen voor de achterblijvers? Meer dan tien meiden konden ze niet meenemen. De tolk fluisterde de vrouwen iets in hun oren. Zoals Chantal al verwacht had, viel er niets af te lezen van hun gezicht. Ze handelden rustig maar kordaat. Een aantal vrouwen sloot zich aaneen, schuifelde voor hun tienerdochters, fluisterde hen iets in. Wat was het? Een belofte? Een geruststelling? Een van de teamleden rolde met een stalen gezicht een fotokist wat verder het vertrek in, tot achter de vrouwen. De vrouwen voorin het vertrek maakten lawaai, praatten door elkaar heen, trokken de aandacht naar zich toe. Noa filmde ter afleiding vanuit de ene hoek, Chantal maakte foto's vanuit de andere hoek. Twee sterke teamleden zorgen ervoor dat er een meisjes verdween in de fotokist. Twee andere teamleden rolden een nieuwe fotokist naar binnen en reden, samen met de tolk de eerste kist naar buiten. Ze kwamen terug met een derde kist. Zo gingen ze door tot ze zeven meisjes naar buiten hadden gesmokkeld. Meer tijd was er niet. Hoe ze het vertrek hadden verlaten en hoe lang ze er binnen waren geweest kon Chantal zich later nauwelijks nog herinneren. Alleen de hitte, de betraande zwarte ogen en de zweetlucht bleven haar bij. In het busje maakten ze de luchtgaten open en ze reden meteen door naar het vliegveld. Daar bevrijdden ze de kinderen tijdelijk uit hun benarde positie. De tolk praatte met hen. Chantal wist niet zeker of ze alles wel begrepen. Hoe kon je een tienermeisje in zo korte tijd uitleggen dat ze zich in een kist moest verstoppen en daar in moest blijven tot ze er door vreemde mensen werd uit gehaald, dat ze in het vrachtruim van een vliegtuig werd vervoerd naar een vreemd land? Hoe? Via de tolk maande ze de douaniers voorzichtig te zijn met de kostbare apparatuur en fotokisten. Pas toen het vliegtuig opsteeg ontspande ze iets. Helemaal gerust was ze pas toen ze op Schiphol waren geland, de fotokisten in een busje tilden en de zeven meisjes bevrijdden. Nu kwam de laatste hobbel: asiel aanvragen voor zeven onschuldige tienermeisje. Dit verhaal heb ik ook geplaatst op Sweek.com. link: https://sweek.com/story/AgQLAAADZgABBwgJAwACAwtsCAA= Vind je het leuk, dan kun je daar een 'like' (duimpje) geven op mijn verhaal. Je moet dan wel eerst even een account aanmaken bij Sweek.com. (Je kunt er gebruik maken van een pseudoniem, mocht je dat willen.) 'Kan het niet sneller?' De taxichauffeur haalt zijn schouders op. 'File, meneer.' 'Ik mag beslist niet te laat komen.' Hij werpt een blik op me. 'Trouwerij?' 'Ik ben de bruidegom, ik mag echt niet te laat komen.' 'Ach, een beetje liefhebbende vrouw heeft daar alle begrip voor. En zo niet, geen bruiloft. Toch?' 'U begrijpt het niet.' We schuiven drie meter op in de rij. Mijn hart bonst en zweet kriebelt onder mijn haar en mijn oksels, in mijn kruis. Ik trek mijn stropdas losser. 'Luister,' zeg ik, 'het zit zo …' De chauffeur remt, ik schiet naar voren, hou me vast aan het dashboardkastje. Dat springt open, ik kan nog net het blauwe geval dat eruit rolt tegenhouden en klap het kastje vlug weer dicht. '… mijn verloofde kon niet kiezen. Ze houdt van ons allebei, zei ze.' 'Er is nog een man in het spel?' Ik hoor ongeloof in zijn stem. 'Ja.' 'Jeeezus.' 'Albert-Jan heet ie. Een glibberige gladjanus, ik snap niet wat ze …' We schuiven weer een paar meter op. 'Met zo'n vrouw wil je toch niet trouwen? Serieus, zeg.' 'Ze is alles voor me,' ik dep mijn voorhoofd met mijn zakdoek, adem diep in en vervolg uitademend: 'en Sammy blijft bij haar en die Gerrit glibber als ik niet op tijd ben.' 'Die Albert-Jan bedoel je.' Ik knik. 'En Sammy is jullie hond?' 'Zoon. Oké, het klinkt raar, is ook een heel verhaal, maar ik heb geen tijd te verliezen.' 'Goed, vertel me alles maar na afloop van jullie bruiloft.' 'Moet ik er eerst nog wel op tijd zien te komen.' 'Trek het dashboardkastje eens open.' Ik morrel aan het kastje tot het deurtje openklapt. 'Pak dat ding eens.' Hij wijst naar het blauwe geval, zwenkt de taxi naar rechts, de vluchtstrook op, en zet een sirene aan. Verbijsterd overhandig ik hem het blauwe ding. Hij drukt op een knop, het ding verandert in een knipperend blauw zwaailicht. 'Voor noodgevallen,' zegt hij, draait het raam open, schuift de lamp op het dak en geeft plankgas. |
© 2015 w.m. huismanoude berichten
April 2020
|