Twee meter verderop ligt iets of iemand op de kinderkopjes. Rita duwt haar bril steviger op haar neus. Het lijkt een man. Heel even schiet angst in haar benen. Herinneringen aan tv-beelden van Parijs. Er zijn op dit tijdstip veel mensen in Amsterdam. "Wat is er gebeurd?" vraagt ze de man rechts van haar. Een bange blik is het antwoord. Hij moffelt zich weg achter een gezette vrouw. Zij antwoordt in zijn plaats: "Er is een man uit de tram gevallen."
Rita duwt opnieuw een fysiek obstakel aan de kant en knielt naast het lichaam van de gevallen man. Ze registreert bloed op zijn hoofd en op de straat. "Meneer, kunt u mij horen? Wat is uw naam?" Ze houdt haar oor boven de mond van het slachtoffer. "Heeft iemand het alarmnummer gebeld? Meneer in de blauwe jas, ja, u, bel direct 112! Vertel dat een man uit de tram gevallen is en dat hij nog wel ademt, vermeld ook even de juiste straat." Ze hoort iemand zeggen dat de man, voordat de tram stopte, naar de uitgang was gewankeld alsof hij dronken was, en toen de deur openging was hij pats-boem op straat gevallen. Ze maakt de bovenste knoopjes van de jas van het slachtoffer los. Iemand anders zegt dat hij rare schokkende bewegingen had gemaakt op de grond. Rita krijgt een deken aangereikt en legt die over de man. "Bent u arts?" vraagt de dekenbezorgster. "Nee, maar ik heb wel een cursus Bedrijfshulpverlening gevolgd." Toch is ze blij wanneer een sirene de komst van een ambulance aankondigt. Twee broeders buigen zich over de man, die net bijkomt. "Ik denk een epileptische aanval. Ik vond dit in zijn jaszak." Rita overhandigt de mannen een strip medicijnen.
De Telegraaf kopt de volgende dag met het schokkende nieuws dat een vrouw met gevaar voor eigen leven, het leven van een doodzieke, onder de tram geraakte man heeft gered. Naast het artikel prijkt een foto van de vrouw in het felrode jasje.
Opdracht: maak een verhaal over wat er gebeurt wanneer iemand een epileptische aanval krijgt.