'Er is toch maar één wind, mama?'
'Het is eigenlijk een grote-mensen-verhaaltje, Carola.'
'Ik snap het niet.'
'Later, als je groot bent ...'
'Ik wil ook wandelen langs het water.'
'Morgen, als het mooi weer is. Maar nu eerst slapen.'
'Mam?'
-
'Vertel nog eens het verhaal van Liesje Langhout ...'
'Ssst, eerst slapen.'
'Ik ben zo moe.'
'Dat komt door de chemo.'
'Ik heb het zo koud, mama.'
Liesje Langhout loopt met alle winden mee. Ook haar blauwe ogen zwerven rusteloos van oord naar oord, van wolk naar water en van land naar zee. Helemaal alleen zwerft Liesje door de wijde wereld waar ze nooit door iemand wordt gestoord.
'Lekker lopen langs de Linde,' lispelt Liesje - of was dat nu Carola? - en ze voegt de daad bij het woord, huppelt onbekommerd langs het water, zingt een Lala-liedje dat door niemand wordt gehoord.