Hij beukte met zijn rechtervuist in zijn linkerhand, mijn anders zo kalme Joris, die nog geen vlieg kan doodslaan. Zei hij nou echt dat ik niet zo onnozel moest kijken? Dat ik wel wist waar hij het over had? Of ik dacht dat hij gek was omdat hij Paroxetine slikt. Natuurlijk niet, maar dat zei ik niet, had toch geen zin. Hij sloeg helemaal door, haalde de dominee erbij, zijn vader en Sjoerd, hoewel die nog maar drie is en niet in staat zijn verleden te verprutsen. Of ik wel wist hoe het voelt om werkeloos thuis te zitten, dat onze hypotheek te hoog is, dat hij nooit meer aan de bak komt. Alle frustratie spoot er in één keer uit als een hete lavastroom. Misschien hadden we vaker moeten praten, had hij dan niet dat louche zaakje aangenomen. En nu denkt hij dus dat ik vreemd ga met zijn beste vriend. Omdat hij ons zag staan toen hij een vrachtje afleverde op de Prinsengracht. Zijn maat had alleen maar de knuffel van Sjoerd, die bij hem was blijven liggen, aan mij overhandigd in de deuropening maar Joris gelooft me niet. Hij liep zonder jas de voordeur uit.
Ik heb gewacht tot middernacht.
Ik hoor een doffe bons. Het geluid komt van de zolder. Ik schiet mijn UGGs pantoffels aan, strompel de slaapkamer uit en grijp de sporten van de vlizotrap. Sjoerd huilt. Wat doe ik? Sjoerd gaat voor. Het zijn vast muizen daarboven, die beestjes maken een pokkeherrie. Ik laat de trap los, open de deur van Sjoerds kamer en loop over het linoleum naar zijn ledikant. Ik moet de boel hier nodig eens luchten.
Het bed is leeg. Hoe kan dat nou, waar is hij? En wat klettert daar boven zo? Dat zijn geen muizen, dat is... Lucht! Ik heb lucht nodig! Ik dender de trap op, voel een koude windvlaag en met mijn hoofd net boven het luik hoor ik Sjoerd gillen, terwijl Joris vanuit het dakraam tegen hem zegt: "Vandaag leert papa je vliegen."