'Ik ga voor een Brit,' zei Pip, 'ik ben gisteren bij de fokker wezen kijken en heb er een meisje uitgezocht, precies wat ik wil. Ze is nu zeven weken oud. Nog een weekje wachten, dan mag ik haar meenemen naar huis.'
Ze liep met Floris door de mensentuin, waar Floris zoals gewoonlijk de paden markeerde met druppels urine. Ze had gehoord dat de beheerders een nieuw soort mens hadden aangeschaft, de Afrikaan: een mannetje, een vrouwtje en twee jonkies. Die had ze nog niet eerder gezien en ze was erg benieuwd. Er was een grote kooi gebouwd, speciaal voor dit ras. In die kooi mochten de mensen loslopen. Dat vond ze een prettig idee. Ze hield er niet van dat mensen in te kleine ruimtes werden opgesloten. De Partij voor de Mensen wilde alle kooien verbieden en de mensen in hun natuurlijke omgeving laten. Maar Pip dacht dat de Afrikanen waarschijnlijk beter af waren in de mensentuin dan daarbuiten, waar jacht op hen werd gemaakt vanwege hun tanden en hun huid.
De nieuwelingen zaten dicht bij elkaar met de ruggen naar haar en Floris toegekeerd. 'Verboden te voeren!' las ze op het bordje bij de kooi.
'Wat zijn ze donker,' zei Pip, 'en wat een mooie zwarte krullen heeft die ene. Volgens mij is dat het vrouwtje.'
De grootste van de vier keek even om, stond op en rekte zich uit.
Pip draaide zich om naar Floris.
'Ik wil zo meteen nog even naar de mensenwinkel,' zei ze, 'ik heb een nieuwe mand nodig, en een mensenriem.'
'Ga je straks ook een babycursus volgen met je mensje?' vroeg Floris
'Ik heb me daar al voor aangemeld,' zei Pip, 'ik wil een gehoorzaam mens en er een goede band mee opbouwen. En jij, heb jij al een Duitser op het oog?'
'Ik denk dat ik een voormalig proefmens neem, of eentje uit het asiel,' zei Floris. Hij tikte haar met zijn voorpoot op de schouder, wees naar de kooi en zei: 'Zie je hoe die Afrikaan naar ons kijkt? Wat een engerd. Ik ben blij dat er tralies omheen zitten. Stel je voor...'
'Schijter,' zei ze, en trok hem met zich mee naar de uitgang.