Ze keek op de klok. Zes uur. Na de vertrouwde stem van Rob Out, a Whiter Shade of Pale van Procol Harum, het Wilhelmus en het tikken van de klok hoorde ze een indringende fluittoon. De stilte die daarop volgde was enorm. Tranen rolden over Gerda's wangen. Haar leven was voorbij. En wat had ze nu nog aan haar transistorradio? Ze trok een pluk tabak uit het pakje Samson, haalde een vloeitje uit het Mascottedoosje en rolde met trillende handen een shagje. Even baalde ze dat haar moeder niet, net als die van haar vriendinnen, gewoon thuis was. Ze schudde haar lange haren naar achteren en stak de sigaret aan met de, zoals altijd, haperende tafelaansteker. Alles haperde hier in huis. Waarom moest haar moeder zo nodig werken? Ze was er nooit wanneer zij uit school kwam. Nijdig nam ze een paar trekjes van haar peuk, rookte hem op tot ze haar vingers bijna verbrandde en drukte hem toen uit in de grote staande asbak.
Ik ga naar Willemien, besloot ze. Ze verliet het huis, pakte haar fiets uit de schuur, trapte op de pedalen en schoot rakelings langs een vrouw met krulspelden in het haar de weg op. Bij het huis van Willemiens ouders zette ze de fiets tegen een hekje en liep via de achterdeur naar binnen. 'Volluk,' riep ze en stapte de kamer in. Gelukkig, Willemien was thuis. Huilend vielen ze elkaar in de armen. 'Kom, eet een boterham met ons mee,' zei Willemiens moeder.
Opdracht S.O.L.: schrijf een verhaal van max. 250 woorden waarbij uit het gebruik van je woorden blijkt in welke tijd zich dit verhaal afspeelt, zonder dat je die tijd benoemt.